Eerder heb je kunnen lezen over de invloed van de ISO waarde op de kwaliteit van je foto en over het gebruik maken van het diafragma om betere foto’s te maken. Dit artikel behandelt een derde, belangrijke factor voor een goede foto: de sluitertijd.
Wat is dat nu precies, de sluitertijd? De sluitertijd is de tijd dat er licht schijnt op de sensor van je camera. Hoe langer de sluitertijd is, hoe meer licht er op de sensor valt, hoe lichter de foto.
Sluitertijd begrijpen
De sluitertijden reeks wordt op de camera meestal
weergegeven met:
B, 1,2, 4, 8, 15, 30, 60, 125, 250, 500, 1000 en
eventueel 2000, 4000 en 8000.
De cijfers staan voor de tijd dat de 'sluiter' openstaat en dan gelezen in een breuk. Dus 1/1e of 1/8000e seconde. Duidelijk is dat de eerste veel licht binnen laat (1 hele seconde lang) en de laatste weinig. Twee opeenvolgende getallen geven steeds een halvering van de hoeveelheid licht dat op de sensor valt weer. 1/2e seconde is de helft van 1/1e seconde. Het verschil tussen de cijferaanduidingen noemen we ‘stops’. Het verschil tussen 1 en 2 is dus 1 stop en tussen 1 en 4 is twee stops.
ISO,
diafragma of sluitertijd?
In het artikel over ISO waarden bespraken we hoe je met een hogere ISO waarde kunt zorgen voor een grotere lichtgevoeligheid, waardoor je bij slechte lichtomstandigheden toch kunt fotograferen. In het artikel over diafragma werd uitgelegd dat het diafragma de opening in de lens is waardoor licht naar binnen komt. Deze opening kun je groter of kleiner maken. Met een groter diafragma (kleine F-waarde!) laat de lens meer licht toe en kun je met minder omgevingslicht, toch een juiste foto maken. Het diafragma en de sluitertijd zijn nauw met elkaar verbonden. Als het diafragma meer licht doorlaat, kun je met een kortere sluitertijd de juiste hoeveelheid licht binnen krijgen. Het nadeel hiervan is dat hoe verder je het diafragma opendraait, hoe kleiner het scherpe gedeelte op de foto is. Daarom biedt dit niet altijd een oplossing. Soms heb je langere sluitertijden nodig.
Afhankelijk van de hoeveelheid omgevingslicht kun je een kortere of langere sluitertijd kiezen. Buiten, waar er voldoende daglicht is, kies je meestal een korte sluitertijd. Met een langere sluitertijd zou de foto overbelicht worden. Binnen, waar minder licht is, zal je eerder behoefte hebben aan een langere sluitertijd, om toch een goed belichte foto te krijgen.
Voorbeeld van een korte sluitertijd om scherp snelle beweging vast te kunnen leggen. |
Een lange sluitertijd heeft nadelen en voordelen. Een belangrijk nadeel van het kiezen voor langere sluitertijden bij weinig omgevingslicht is de bewegingsonscherpte. Hoe langer de sluitertijd is, hoe langer de camera licht doorlaat. Iedere beweging die tijdens deze belichting wordt gemaakt leidt tot beweging en onscherp beeld. Dat is dus ook de beweging die de fotograaf (per ongeluk) maakt met zijn camera.
De enige mogelijkheid om onscherpte te voorkomen is het gebruik van een statief. Bij bewegende objecten helpt dit niet, deze kunnen alleen scherp gefotografeerd worden met korte sluitertijden (en voldoende licht!).
Creatief met sluitertijden
Soms is het juist wél leuk om artistiek gebruik te maken van de bewegingsonscherpte bij lange sluitertijden. Zet maar eens een statief neer op een druk kruispunt en neem met lange sluitertijd een foto van het langsrijdend verkeer. Door gebruik van het statief zijn staan gebouwen, verkeerslichten etc. haarscherp op de foto, terwijl er beweging zit in het verkeer. Dit geeft een dynamische foto. Hetzelfde geldt voor het fotograferen van bewegend water, bijvoorbeeld in een waterval. Je ziet dan geen scherpe waterdruppeltjes, maar kunt wel de woestheid van de stroming weergeven. Als er overdag voldoende licht is en een lange sluitertijd de foto overbelicht zou maken, kun je een grijsfilter (ND filter) gebruiken. Hiermee kun je de hoeveelheid licht die de lens binnenkomt verminderen.
Hoe beïnvloed ik de sluitertijd?
Op de
meeste camera’s kun je kiezen voor voorkeuzeprogramma’s. Als je de sluitertijd
als uitgangspunt nemen kies je op je keuzewieltje de S (Shutterspeed) of Tv
stand. Je kiest nu de sluitertijd die jij wilt en de camera kiest hierbij
automatisch een geschikt diafragma.
Als je
toch liever het diafragma eerst bepaalt kies je voor de A (Aperture) of Av
stand. De camera kiest dan de kortst mogelijke sluitertijd.
De meer
gevorderde fotograaf kiest voor de M (Manueel) stand. In de manueel stand kun
je zowel diafragma als sluitertijd handmatig bepalen. Over het algemeen zul je
een zo kort mogelijke sluitertijd proberen te kiezen voor scherpere foto’s bij het
door jou gekozen diafragma. Eventueel schroef je de ISO waarde iets op voor een
grotere lichtgevoeligheid.
Door te
spelen met verschillende sluitertijden kun je creatieve foto’s maken! Filters
en Flitsers kunnen je hierbij helpen.
Deze tip
is afkomstig van De Fotokunst Galerie
Geen opmerkingen:
Een reactie posten