Soms
vertonen foto’s in meer of mindere mate een kleurafwijking. De kleuren zijn dan
bijvoorbeeld te blauw of te rood. Dit heeft te maken met de witbalans. De hele
dag door verandert het licht. Licht bestaat uit alle kleuren en gedurende de
dag verandert de kleurtemperatuur. Wij nemen dit met het blote oog nauwelijks
waar, omdat onze ogen zich aanpassen aan veranderingen in het licht. Maar voor digitale camera’s is het hard werken
om een foto te maken die natuurlijk overkomt.
De
meeste camera’s hebben een automatische witbalans functie. Deze functie bepaalt
automatisch welke kleurtemperatuur een onderwerp heeft en past hierop de
kleuren aan. Voor normale daglichtsituaties is deze automatische witbalans
meestal wel goed. Maar in andere situaties, zoals binnen bij gloeilamplicht,
wordt het vaak lastig. De kleuren op je foto komen dan vaak niet overeen met de
kleuren zoals je die hebt waargenomen.
Als
je begrijpt hoe de witbalans werkt, kun je steeds gemakkelijker foto’s maken die
de kleuren accuraat weergeven. Hieronder geven we een aantal mogelijkheden, van
beginnend, tot wat meer gevorderd.
Bijna
iedere spiegelreflexcamera heeft voorinstellingen om een witbalans te maken.
Je
kunt kiezen voor de ‘Automatische witbalans’, in de meeste situaties met
daglicht zal deze prima werken. Toch kun je soms beter een voorinstelling
kiezen die iets specifieker is afgestemd op jouw omstandigheden.
Dit
zijn de meest voorkomende voorinstellingen:
- Gloeilamplicht/ kunstlicht -Voor foto's bij licht van een (gloei)lamp binnenshuis. De Auto-stand zal hier met te warme, bijna oranje foto's komen.
- Fluorescerend/TL licht - Voor foto's bij TL-licht, zoals in ziekenhuizen en kantoren.
- Daglicht/ direct zonlicht - Voor de meeste daglicht situaties en onderwerpen in direct zonlicht.
- Flitser - Voor onderwerpen met gebruik van ingebouwde of externe flitser. Deze voorstelling compenseert het ietwat koele licht wat uit de flitser komt.
- Bewolkt - Voor foto's bij daglicht met bewolkte hemel.
- Schaduw - Voor foto's bij daglicht, maar in de schaduw. De Auto-stand maakt de foto's een beetje koel in de schaduw, daarom kunt je dan beter deze instelling gebruiken.
Naast de voorinstellingen kun je ook op andere manieren
je witbalans perfectioneren. Je kunt gebruik maken van een grijskaart, of werken
volgens de kleurtemperatuur methode (Zelf Kelvin waarde kiezen). Deze
opties zorgen vaak voor de meest accurate witbalans.
Witbalans met een grijskaart
Eén manier is om te kiezen voor de optie ‘custom’ of ‘pre-set’
(verschilt per camera). Hierbij gebruik je een grijs of wit object, of een
referentiefoto, om de witbalans te meten. Het gemakkelijkst én het meest
accuraat is het gebruik van een grijskaart. Je hebt er wel even tijd voor
nodig. Voor een fotoshoot is dit prima, maar in spontane situaties, waarbij je
snel moet kunnen schakelen en waarbij het licht snel verandert, kun je beter
kiezen voor een voorinstelling of de kleurtemperatuurmethode.
Een 18% grijskaart reflecteert 18% van alle kleuren licht
die erop vallen. Deze grijskaart wordt als het gemiddelde (neutrale tint) gezien. Indien we een puur wit
oppervlakte nemen dan zal deze opname eruit komen te zien als een 18%
grijskaart. Hetzelfde zal gebeuren met een "zuiver" zwart
oppervlakte. Deze wordt ook grijs.
Dit is de reden waarom witte sneeuw, grijs wordt en waarom nachtopnames blauw worden. De camera zal proberen
de opname te belichten alsof het gemiddeld grijs is. Dit geeft ook aan hoe
moeilijk het is om de belichting juist in te stellen. De camera weet niet welke
scene wordt gefotografeerd.
De grijskaart helpt om dit probleem te corrigeren. Door
de grijskaart onder dezelfde lichtomstandigheden als de rest van de foto’s in
te stellen als witbalans, weet de camera precies
in hoeverre de navolgende foto's gecorrigeerd moeten worden.
Je stelt de witbalans met de grijskaart in door
je camera op custum of pre-set te zetten en een beeldvullende foto te maken van de grijskaart. Deze opname (Nikon geeft aan: Good of No Good) kun je dan instellen als witbalans op je
camera. Kijk in het boekje van je camera na hoe het bij
jouw toestel precies werkt.
Grijskaart |
Let op: Je moet eerst zorgen voor een goede
lichtmeting! Zorg ervoor dat de foto niet over of onderbelicht is. Kies dus
eerst diafragma, sluitertijd en ISO waarde. Als de belichting goed is, stel je
de witbalans in met de grijskaart. Houd de grijskaart op een plek waar deze
hetzelfde licht vangt als het onderwerp dat je wilt fotograferen. Daarna
verwijder je de kaart en je neemt de foto.
Kleurtemperatuur kiezen
Een
derde methode, naast de voorinstellingen en de grijskaart, is het instellen van
de witbalans door zelf de kleurtemperatuur te kiezen. Dit doe je door op je WB
(whitebalance) knop te drukken en aan je wieltje te draaien tot de optie K. K
staat voor Kelvin. Dit is de maat waarin de kleurtemperatuur wordt uitgedrukt. De
tabel hieronder geeft een overzicht van verschillende kleurtemperaturen, die je
met het blote oog niet waarneemt. De kleurtemperatuur wordt meestal uitgedrukt in
Kelvin. Zo heeft een zonsopkomst een kleurtemperatuur van 2000 Kelvin(zie
temperatuurbalk). Daglichtfoto’s maak je meestal met een kleurtemperatuur rond
5000-5500 Kelvin. Lamplicht heeft een temperatuur rond 3200 Kelvin.
Je
kunt zelf de gewenste kleurtemperatuur kiezen. Let op, deze waarden zijn niet
exact, maar ongeveer. Soms zul je even moeten spelen om de juiste waarde te
kiezen. Waarschijnlijk zul je merken dat je steeds vaker instinctief de juiste
kleurtemperatuur kiest.
Deze tip is afkomstig van De Fotokunst Galerie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten